Tevens wil ik graag de dames en heren van bosbeheer begroeten die ons een hele reeks stenen ter beschikking hebben gesteld en ons op alle mogelijke manieren bij het bergen behulpzaam zijn geweest. Zonder hun hulp zou deze tentoonstelling aanzienlijk bescheidener zijn geweest.
Ook aan dr. Hans Joachim Kann, die ik eveneens hartelijk wil begroeten, hebben wij een hele verzameling interessante stenen te danken die hij als onbeheerde zaken voor verdwijning heeft weten te behoeden door ze in depots of elders op te slaan. Hij heeft al een reeks stenen aan een wetenschappelijk onderzoek onderworpen en zal ons ook bij het verdere onderzoek aan onze stenen helpen.
Er bestaan al grensmarkeringen in enigerlei vorm sinds de mensheid zich begon te settelen, maar grensstenen in engere zin kwamen pas in de vijftiende eeuw op. Om het verplaatsen van een grenssteen te bemoeilijken werden er onder of naast de steen zogenaamde ‘grensgetuigen’ begraven. Daarvoor werden scherven gebruikt, tabletjes van klei, en soms van glas, been, enzovoort. De bijzonderheden waren alleen bekend bij de zogenaamde ‘Feldgeschworenen’ (een soort landmeters) en zo kon in twijfelgevallen worden vastgesteld of een grenssteen nog op de juiste plaats stond. Het verplaatsen van een grenssteen werd als een zeer ernstig vergrijp beschouwd en zwaar bestraft.
Van oudsher was het vastleggen van grenzen met allerlei tradities omgeven. Om ervoor te zorgen dat de volgende generatie de plek waar de grensstenen zich bevonden goed zou onthouden, kregen jongelui bijvoorbeeld volgens oude, bij wet vastgelegde rituelen appels of noten ten geschenke, maar het kwam ook voor dat ze een klap tegen hun wang kregen, of aan hun haren of oren werden getrokken.
Ondanks onze bij de ingang nog eens onderstreepte streven om hier oude gebruiken in ere te houden hebben we het laatst genoemde gebruik bij het neerzetten van deze stenen maar niet in ere hersteld, anders was het hier vanwege het aanzienlijke aantal stenen beslist volkomen uit de hand gelopen.